Afwisselend op de hurken en op mijn knieën zit ik dubbelgebouwen voor mijn aanrechtkastje. Eerst alles leeghalen, verdorie alles blijkt nat. De afvoer is al weer verstopt, eigenlijk heel plotseling. Gisteren liep het water nog weg, het pruttelde wat, maar nu blijft het staan en komt zelfs terug. Heel fijn. Ik haal de dop van de zwanenhals en zwart water stort in de emmer die ik er heel slim onder heb gezet. Helaas helpt dat niet genoeg, de verstopping zit verder naar de buitenmuur. Hoe kom ik daar nou bij. Ik ga even advies vragen bij de handige buurman. Hij maakt excuses want hij moet weg maar geeft nog wel de tip om met een tuinslang te proberen de verstopping te verwijderen. Ik moet nog ergens een tuinslang hebben, en na even zoeken vind ik hem maar hij is veel te dik om door het afvoerputje te doen. Wat heb ik nog meer in huis. Waslijndraad. Te slap. IJzerdraad ik draai er een stevige haak van maar ook dat mag niet baten. Ik bel de ontstopper van de woningbouw maar die is niet meer bereikbaar, ja, voor noodgevallen. Ben ik dat, hm nee, ik denk niet dat ze dit als noodgeval zien. Morgenochtend vroeg dan maar bellen, ach dat kan er nog wel bij. Net nu ik met moeite weer ga proberen te werken. Ik ruim alle viezigheid op. Stramme benen maken me blij dat niemand me ongelukkig bezig ziet, zo met mijn kop in het kastje en dan onelegant weer opstaan. Nou ja, niets aan te doen. Morgen is er weer een dag. Hoop wel dat ze gauw kunnen komen want overmorgen komt er verjaarsvisite en dan wil je toch niet in de zooi zitten.
Ik neem een kop koffie, en bedenk dat de jurk die ik zo graag draag een kapotte naad in de mouw heeft. Ik kan zelfs een naald en draad vinden en ga vol goede moed in de schemering zitten. Ik ben vergeten hoe klein het gaatje van de naald is waar ik de draad doorheen moet zien te krijgen. Sterker nog, het kost me met mijn ouder wordende ogen al moeite om zelfs de naald te vinden. Maar het lukt. Dan doe ik eerst een paar lampen aan en zoek een van de vele leesbrillen die tegenwoordig overal verspreid door het huis liggen, en dapper doe ik een poging, en nog een, en nog een. Uiteindelijk lukt het me om de draad in de naald te krijgen. Een beetje op de tast naai ik voorzichtig de losse naad weer dicht. Een zwarte draad tegen een donkere stof, hm, die ogen zijn echt niet meer wat ze geweest zijn. Ik maak er wat van en zal morgen eens rustig bekijken of het gelukt is.
Op zulke momenten gaat de leeftijd opspelen. Mopperend zat ik ongemakkelijk voor mijn aanrecht: Dat is toch geen werk voor een oud mens! En met die draad die in de naald moest, voelde ik toch ook echt dat ik geen achttien meer ben. Van de andere kant, zoals ik wel eens vaker zeg, je moet een huis van 53, overmorgen 54, eens zien. Zo’n huis begint ook te scheuren en andere aftakelingskuren te vertonen. Zolang de geest maar jong is. Gek genoeg is die geest ondanks alle uitputting en vermoeidheid af en toe nog steeds jong, heel af en toe zelfs nog speels. Is dat niet wonderlijk.