Het is bijna twaalf uur en ik wil naar bed. We hebben twee katten die ik 's avonds laat eten geef, zodat ze voor de nacht binnen komen. De eerste kat ligt volgegeten op de bank, maar de tweede kat is in geen velden of wegen te bekennen. Ik vind het moeilijk om gewoon naar bed te gaan, met het idee dat hij in deze kou de hele nacht buiten loopt. En dus loop ik honderd keer naar de deur om te kijken of meneer al binnen wil komen. Ik ben moe en ik wil slapen.
Ik slaap ongelooflijk veel. Dag in, dag uit. Vaak ben ik om elf uur ’s ochtends al moe. Ik werk één ochtend, vier uur, in de week en dat is al bijna te veel. Het is de bedoeling dat ik in december twee ochtenden ga werken, twee keer vier uur, en ik zie er tegenop. De terugweg van mijn werk naar het station kost me al zo veel moeite, het lijkt of bij iedere stap mijn voeten een beetje verder in de grond wegzakken.
Vandaag had ik een gesprek met een collega/ baas over de stand van zaken. Ik voel me opgelaten, ik ben al drie en een halve maand thuis en ik merk weinig of geen vooruitgang. Ik kan niet zeggen wanneer ik weer terug kan komen, zelfs niet of ik weer terug kan komen. De vraag is of het Cytomegalievirus (CMV) in het chronisch vermoeidheidssyndroom is overgegaan. Omdat dit vage ziektes met vage klachten zijn lijkt het of niemand uitsluitsel kan geven. Die onzekerheid is heel vervelend. Voor mijzelf en voor mijn werk. Af en toe denk ik: Kom op, schop onder de kont, en doorgaan. Aan de andere kant heb ik dat misschien te vaak gedaan en is dat mogelijk een reden dat ik nu thuiszit.
Ik probeer mijzelf te genezen. Een van de pijlers van zelfgenezing is vertrouwen. Vertrouwen in het proces, vertrouwen in mijn kracht en vertrouwen in het universum. Soms ben ik dat vertrouwen even kwijt en ik vraag me dan af hoe het verder moet. Met mij, met mijn werk. Ik vraag me dan zelfs af of het me ooit nog gaat lukken naar mijn lief in Afrika te gaan. Ik ben echter overtuigd van de kracht van gedachten en probeer daarom zo snel mogelijk mijn gedachten weer positief te maken en het vertrouwen in de loop der dingen weer terug te vinden. Gelukkig lukt het me meestal om de moed er in te houden.
Op dit moment komt de kater thuis om te eten en in het warme huis te overnachten. Mooi, nu kan ik lekker gaan slapen.