30 september 2012
Schrijfoefening:
‘Wanneer had je niets anders nodig?’
(Onbewerkt weergegeven)
Vrijdagmiddag
rond een uur of half vijf sloot ik de deur achter me en ik liep de parkachtige
statige voortuin door. De handen in de zakken vergenoegt kneukelend. De metalen
poort stond open. Ik stond even stil en keek onwennig om me heen en haalde diep
adem. Hier was het leven dat hectisch door was gegaan toen ik binnen was.
Als een film
die heel langzaam wordt afgespeeld, in slow motion, zo ging de tijd toen ik
uitgetreden even ingetreden was. Ik hoefde niets en iedereen was me dankbaar.
Binnen staat de
tijd even stil. Geen haast, alleen aandacht en liefde. De gemiddelde leeftijd
is tachtig, de jongste is zesenzestig en de oudste is over de honderd. Mijn
nieuwe vriendinnen zijn de weg kwijt. Soms wat meer en soms wat minder. Niet
heel erg want dan moeten ze ergens anders heen. Ik heb ze in mijn hart
gesloten.
Monkey mind, over monkey mind
gesproken. De staat van je hersens
waarin de controle is verzwakt. De ene gedachte leidt tot de volgende
associatie en weer teug. Omwegen zijn onvermijdelijk. Fascinatie, wat gebeurt
er wanneer je de controle los kunt laten, wat gebeurt er wanneer het verlies
van controle geen keuze meer is?
Ik hou van de
verhalen waarin vroeger en nu door elkaar spelen, waarin waar en niet waar niet
uitmaken. Je leert dan te luisteren met je hart en niet met je verstand. Dan
kan de liefde stromen. De UCL, de onvoorwaardelijke liefde die het niet uitmaakt
dat je vandaag hetzelfde vertelt als gisteren en die het niet uitmaakt dat j
verhaal vandaag volkomen anders is dan je verhaal dat je morgen vertelt.
En dan kom ik
terug bij Humble. De Humble die Saskia is zonder bullshit. De kern, de bron, de
allesverslindende en de allesomarmende liefde. En ik geef me over en straal. Ik
geniet van deze vrijplaats met zijn strikte regels.
Om kwart over
vijf gaan de rollator-ondersteunden in optocht naar de kapel. Met de lift.
Allemaal tegelijk of soms in tweeën. In verwarring wordt er op de gang gestaan.
‘Ik wil mee, ik
wil ook’, wordt er verdrietig tegen de gesloten liftdeur geroepen.
‘ja zuster, u
mag ook, natuurlijk. De lift komt zo weer terug en dan gaan wij ook naar boven.’
‘Ooooh’, zegt
ze veelbetekenend en ze lijkt zich te berusten in haar lot.
‘Ik wil ook naar boven.’
De blik in haar
ogen is als die van een kind dat zich achtergesteld voelt en niet begrijpt
waarom zij daar op de gang moet staan.
Na de dienst
komen ze terug in de kamer waar ze de hele middag voor de dienst hebben
gezeten. Stralend en vol bewondering komt een van de zusters binnen. Terwijl ze
zwaar op haar rollator leunt, kijkt ze nieuw en verrukt de kamer rond.
‘Oh, wat
gezellig is het hier, wat een mooie kamer.’
Ze geniet
zichtbaar terwijl ze voorzichtig aan tafel wordt geschoven. Haar tere wangen
hebben een blos van geluk en dankbaarheid.
Verdwaasd sta
ik buiten de poort. Ik probeer mezelf bij elkaar te rapen, alsof ik me opeens
gewaar word een lichaam te zijn en ik schakel tandgewijs over in een hogere
versnelling en nog een.
Het is dat ik me
inhoud, anders zouden er grote dikke tranen over mijn wangen rollen. Ik ben
gelukkig. Ik straal van binnen en van buiten. Dit is mijn plek, dit is waar ik
hoor. Openbaring. Het bestaat. Ik heb de UCL, de onvoorwaardelijke liefde.
Eerst al in de mooiste mens op aarde en nu hier in dit kloosterverzorgingshuis.
And
nothing else matters.
Ik ben de
rijkste, meest bevoorrechte mens op aarde.
Ik hou van
zuster Margreet en de onbegrijpelijke zinnetjes die ze bij de door haar
ingekleurde tekeningen neerzet. Zo betekenisvol, prachtig. En zuster Mechteld
die midden in een brompottenbui overschakelt en vol passie op eigen stoere
manier vertelt over het poesje dat vroeger van haar huis mee naar school liep.
Jullie
bedanken mij en ik bedank jullie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten