donderdag 4 november 2010

(C 04-11-’10) Mijn zusje in Darfur

Natuurlijk ben ik verschrikkelijk belangrijk en mijn leven en wetenswaardigheden, gottegot, die zijn nog veel belangrijker, boeiender en interessanter. 

Maar wie maalt er om mijn zusje in Darfur, mijn moeder, mijn dochter, jouw moeder, zus, dochter. Al die beschadigde levens, niet alleen in oorlog tegen een gezamenlijke vijand. De vrouwen hebben nog een vijand, de overheerser als man. Hij komt uit alle hoeken en gaten, en nog erger hij komt ín alle hoeken en gaten. Kleine meisjes, oude omaatjes, geen vrouw ontkomt er aan.

Wat kunnen wij er aan doen? Onmacht. Dan maar gewoon doorleven. Ik maak me druk over Pfeiffer en wat lullige meidenkwaaltjes. Onze zusjes in Darfur zijn helemaal opengereten, misbruikt, letterlijk verziekt. Een meisje van twaalf, zwanger van haar verkrachter verliest haar kind. Haar lijfje is kapot, haar geest is kapot, haar leven is kapot. De mannen schamen zich en hebben pijn dat ze hun vrouwen niet hebben kunnen beschermen. De mannen keren zich van hen af, veroordelen het verlies van maagdelijkheid, de ontrouw, de bastaardjes. Is God vergeten dat er een Darfur bestaat. 

Een Warlord verklaart dat je niet in Afrika moet zijn wanneer je op zoek bent naar mensenrechten. Hij zegt dat hij geen Warlord maar een bevrijder is, hij komt met zijn mannen de dorpen bevrijden, zo noemt hij dat. Vandaag ben je mijn vijand en morgen mijn vriend en overmorgen zijn we allen vijand en allen vriend, behalve de vrouwen, behalve de vrouwen. Wat bezielt de mannen die dit doen? Waar zijn ze onderweg hun ziel verloren? Wie weet nog waar deze oorlog om draait. Grondstoffen? Wie profiteert daarvan, wie betaalt de prijs.

‘Wanneer je iets heel graag wilt spant heel het universum zich samen, zodat je het bereikt.’ Het klinkt zo mooi en heel aannemelijk in de westerse wereld, in de oosterse wereld, waar dan ook, maar niet in Darfur. Het is moeilijk om in universele liefde te blijven geloven wanneer je de verhalen hoort en de beelden ziet, meer nog wanneer je ziet hoe weinig aandacht er is voor de gebroken en verscheurde vrouwen, en hun mannen die er ook onder lijden. Ze zijn onze verantwoordelijkheid, we zijn één. Hun kinderen zijn onze kinderen. Hun toekomst is onze roekomst. Hoe kunnen we ze helpen om te helen.

Ik geloof in heling op afstand. Natuurlijk voel ik me machteloos. Misschien kunnen we net een beetje verschil maken wanneer we de zusjes, dochters, moeders, oma’s, tantes, gedenken. Wanneer ik ze gedenk, wanneer jij ze gedenkt, wanneer wij met heel velen ze gedenken. Laten we ze niet vergeten. Al is dat het enige dat we kunnen doen.

Okee, het is waar, niemand heeft er iets aan wanneer we ons hier in onze onmacht ongelukkig voelen, we hebben ons eigen leven te leiden. Dat is waar. Maar laten we ze niet vergeten en ze gedenken in onze gebeden, meditaties, of waar je maar in gelooft. Blijf geloven en word niet onverschillig. 

04-11-'10